BRIEF AAN MIJN ZUS

Liefste boelietje,

Vorig jaar gaf ik je een zelfgemaakt kaartje cadeau voor jouw verjaardag. Het diende als bon om samen iets leuks te doen. Jij mocht kiezen wat en waar, ik zou ervoor zorgen dat het kon gebeuren. Door onze IJsland reis zag het er naar uit dat ons uitstapje een klein beetje ging moeten wachten. Maar tijdens onze IJsland trip gebeurde het ondenkbare…

28 oktober 2021. Die dag vertrokken we op onze IJsland trip. Een reis waar we enorm naar uitkeken, omdat deze ook al 3x uitgesteld was. Het was een fantastische ervaring. Héél die reis. We voelden ons er zo thuis. Maar er hangt niet alleen een gouden randje aan deze trip.

De voorlaatste dag, we waren op uitstap. Toen we in de auto zaten kreeg ik een berichtje van mijn zus. Ze was weggebracht met de ambulance omdat ze niet meer kon bewegen van de pijn in haar rug. Het was niet ok. Ik keek naar Bert en zei direct, dit is niet goed. Dat gaan uitzaaiingen zijn. Het werd stil in de auto. Eenzaam rijdend op de autosnelweg in IJsland. Ik probeerde mezelf tevergeefs nog wijs te maken dat er misschien toch iets anders die verschroeiende pijn veroorzaakte. Waarschijnlijk ook uit zelfbescherming om de dag nog door te komen. ’s Avonds in ons huisje aangekomen. Bert was eten aan het maken. Ik zat op de rand van het bed toen hij binnenkwam. Tranen in zijn ogen en ik wist al genoeg. Ik moest eens kijken op mijn telefoon. En daar stond het dan, zwart op wit, op mijn scherm. Uitzaaiingen. Ik zakte weg in mijn verdriet. Dit ging niet meer goed komen. En dat besef kwam keihard binnen. Daar lag ik dan, in een bolletje op mijn bed, huilend. Aan de andere kant van de oceaan. Mijn liefste broer belde me die avond. Of we ok waren. Maar ik kreeg geen woord door mijn keel. Dus nam Bert het gesprek over. Maar gewoon mijn broer zijn stem horen deed me zoveel. Ik kreeg geen hap door mijn keel en viel die avond huilend in slaap.

1 jaar na haar diagnose kregen we opnieuw een harde klap te verwerken. Want er was hoop. Chemo, bestralingen, een operatie, ze had het allemaal doorstaan, de hel. Ze was aan het revalideren. En toen dit? Hoe kon dit nu in godsnaam gebeuren? Zoveel vragen, zoveel boosheid, machteloosheid, verdriet. Chaos in mijn hoofd en in mijn hart. Ik was blij dat we de volgende ochtend richting Reykjavik moesten rijden. Nu wou ik gewoon zo snel mogelijk thuis zijn. Onderweg stopten we nog bij een waterval en in een dorpje om iets te eten. Met onderweg veel te veel tijd om na te denken.

De dag erna moesten we super vroeg op om ons vliegtuig te halen. En mijn zussie stuurde mij een sms om 4u ’s morgens. Ze wenste ons een goede vlucht. Het was de start van een sms gesprek van uren. We bleven weg en weer sturen tot we op het vliegtuig zaten. We hadden het over van alles en nog wat. We waren nog in een sneeuwstorm terecht gekomen onderweg naar de luchthaven. Maar ze stelde me gerust. Zij stelde mij gerust… Ik heb me nog nooit zo blij en verdrietig tegelijkertijd gevoeld om terug thuis te zijn. We waren geland de zondag. Ik wou haar zo snel mogelijk zien, maar met Corona was dat niet allemaal zo evident.

Ik zou de woensdag op bezoek gaan. Eindelijk zou ik haar kunnen zien en spreken in real life. Maar toen moest Georges zijn klas in quarantaine. We kregen een berichtje de dinsdag of we de kindjes zo snel mogelijk konden ophalen. Ik was helemaal overstuur. Hoe kon dit nu? Net nu? Ik fietste naar school en kon het niet meer uithouden. De eerste die ik zag was een vriendin en ik brak. Ik viel gebroken in haar armen, huilend. Ik kon niet meer. Ik wou gewoon mijn zus zien en nu kon dat ook niet meer. Ik kon het er echt niet bij hebben. Gebroken, kapot, in 1000 stukken. Hoe moest ik in godsnaam mezelf terug bij elkaar rapen?

Ik herinnerde je er regelmatig aan dat je ons uitstapje nog te goed had. Uiteindelijk was het zo ver, 21 april. Die ochtend stuurde je een berichtje. Of ik wat later zou komen omdat je een slechte nacht had gehad en veel pijn had. Ik stelde nog voor ons uitstapje uit te stellen, maar dat wou jij niet horen. De pijnstillers leken z’n werk te doen. En dus kwam ik je oppikken met Telma. Je vond het de max, je eerste ritje in ons campertje. Het was niet ver rijden, want lang in de auto zitten kon niet meer. We gingen picknicken. Maar niet zomaar picknicken. We gingen picknicken tussen de Alpaca’s. De zon scheen, we babbelden en lachten. Het was een top uitstap. We genoten allebei enorm. Niets vermoedend dat je 3 dagen later opgenomen zou worden in het ziekenhuis met ademnood. Er was geen behandeling meer mogelijk, de kanker zat nu ook helemaal verspreid over je longen. Je kon nauwelijks praten. Ik kwam je natuurlijk zo snel mogelijk bezoeken, nog steeds met hoop (zo naïef van mij). Maar daar zat je dan, de eerste keer zonder hoop en ik hoor het je nog altijd zeggen tussen jouw tranen door en ik vechtend ertegen: ‘boelietje, je moet er niet meer tegen vechten, het heeft geen zin meer.’ Dat is de eerste keer dat we samen huilden. Al die tijd hield ik me sterk bij jou, voor jou, hoe lastig dat soms ook was. Maar ik deed het omdat ik schrik had dat ik nooit meer zou kunnen stoppen met huilen.

Ik zie je zo graag (maar dat weet je wel).

Jouw zussie

Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *